BLOG
Houd onze nationale exportheld in ere
Door Gijsbrecht Gunter, voorzitter HOA
Er heerst hier en daar in de Nederlandse politiek het ietwat vreemde sentiment dat we met z’n allen de laatste 60 jaar een foutje gemaakt zouden hebben door een zeer succesvolle uiensector op te bouwen voor de ‘meest gegeten groente’ op aarde.
Want wie zo redeneert, gaat geheel voorbij aan het feit dat uien overal in de wereld een essentieel en primair voedingsmiddel zijn. Bij tijden is er in veel landen in de wereld een schrijnende behoefte aan onze Hollandse ui. Dus hoe kunnen we die rol in de wereld veronachtzamen? Maar ook wordt eraan voorbijgegaan dat uien een wezenlijk onderdeel in het bouwplan van een Hollandse boer zijn en significant bijdragen aan het totale rendement. Uien moeten ook de tarwe vergoeden, zogezegd.
Bovendien weet ook maar een handjevol mensen dat er slechts een superklein strookje op aarde is waar zogenoemde 'lange-dag uien’ groeien die geschikt zijn om jaarrond geëxporteerd te kunnen worden. Nergens anders dan ten noorden van Parijs tot de bovenkant van Denemarken ligt landbouwareaal dat meer dan 16 uur daglicht ontvangt, waardoor hier geteelde uien een stevige, blanke ronde bast kunnen vormen. Dit is een uniek gegeven en een unieke gift van de natuur.
In Nederland groeide het uienareaal de laatste twee decennia fors. Van 19 naar 34 duizend hectare in de periode tussen 2000 en 2017. Echter, wereldwijd nam het areaal in die jaren toe van 2,9 naar 5,2 miljoen hectare. Beide cijfers lopen met 80% groei precies in de pas. Dat is ook nodig om de alsmaar toenemende wereldbevolking te voeden. De uienproductie nam mondiaal toe van 52 naar 98 miljoen ton over dezelfde periode, bijna 90% meer. De opbrengst per hectare steeg van 17,5 tot amper 19 ton echter maar nauwelijks, wat per saldo dus ten koste gaat van miljoenen hectares natuur. Daar kunnen we in Nederland niet tegenop compenseren met natuurontwikkeling.
Terug naar lokale teelt. Nederland kan inderdaad andere landen helpen hun productie te verbeteren en doet dat ook. Juist vanwege ruime teeltervaring hebben we een schat aan kennis opgebouwd. Wat de lokale telers betreft, Senegal sluit bijvoorbeeld in goed overleg de grens wanneer lokale teelt beschikbaar komt. Bovendien worden enkel importlicenties verstrekt wanneer ook lokaal product wordt verhandeld als dat beschikbaar komt. Dat helpt lokale telers hun product te vermarkten. Evenals onderzoeksprogramma’s waarin Nederlandse handelsbedrijven co-investeren in lokale teelt. En niet te vergeten het land int vele miljoenen via importheffingen die rechtstreeks geïnvesteerd kunnen worden in verbetering van de lokale agrosector.
Samenwerking om de lokale oogst te verbeteren, dient hand in hand te gaan met exportmogelijkheden wanneer er geen lokaal product op de markt is. En dat betekent dat er Hollandse uien moeten zijn om te exporteren. Immers, hoewel er veel te verbeteren valt, blijft de korte dag overal elders in de wereld uien-import noodzakelijk maken. Nederland in eigen land de teelt(kennis) laten afbouwen maar wel als teeltexpert de wereld laten overtrekken en dan ook nog eens de export aan andere landen overlaten, is volstrekt onrealistisch.
De Hollandse ui is ook veel duurzamer dan menigeen denkt. Met een opbrengst die drie keer hoger ligt dan het wereldwijde gemiddelde, behoort de milieu footprint per kilo ongetwijfeld tot de laagste. Voor iedere hectare die we hier niet telen, is elders 3 tot 5 hectare landbouwareaal nodig en een veelvoud aan water. Wij exporteren duizenden tonnen in containers op grote zeeschepen naar belangrijke havensteden. Terwijl elders lokale telers met slechts enkele honderden kilo’s uien grote afstanden afleggen naar dezelfde bestemming in ronkende trucjes. Bovendien moeten de aangevoerde containers richting Europa vanuit Nederland toch weer retour. Beter uien erin, dan leeg terugsturen. Dat logistieke voordeel hebben we nu eenmaal met grote zeehavens in de achtertuin.
Nee, laat Nederland zijn nationale exportheld maar hoog houden. Ontwikkelingssamenwerking en export kunnen juist een mooi evenwicht vormen waarbij het mes echt aan twee kanten snijdt.
Met een wereldbevolking die over drie decennia 10 miljard mondjes herbergt die gemiddeld 15 kilo uien verorberen, hebben we nog een keer 50 miljoen ton extra productie per jaar nodig op het beperkte landbouwareaal waar nutriënten en water steeds schaarser worden en klimaatinvloeden plotsklaps grote lokale tekorten laten ontstaan. Laten we die gaten als internationale koploper maar blijven vullen, terwijl we tegelijkertijd ook blijven helpen de lokale teelt te verbeteren. Zo’n handelsmentaliteit verdient het om trots op te zijn en het geeft ruimte voor duurzame groei.